21 jaar geleden werd Saar na een razendsnelle bevalling thuis geboren in Rotterdam. De verloskundige reageerde onrustig. “Dit is echt niet gewoon, dit is geen gewone baby”.
“Dat klopt”, zei mijn man. “Ze is prachtig. Ze lijkt op mij.” Geen tijd voor grappen volgens de verloskundige. Ze heeft het Syndroom van Down. “Proficiat”, zei ik tegen mijn man, “ze lijkt inderdaad op jou”. De daarop volgende slappe lach viel minder goed.
Humor is persoonlijk. Zo was er die keer in de rij bij de kassa dat er achter ons behoorlijk hard gezegd werd: “kijk daar in die Maxi-Cosi: een mongooltje.” Waarop mijn man reageerde met: “Zie je wel, ik zeg al weken tegen je: dit is geen normale baby. Kijk toch eens naar die mensen achter je, zo zie je er uit als je normaal bent”. De kassière lachte hard, maar dat was het dan wel in de lange rij.
Soms duurde het wat langer voordat ik weer kon lachen om situaties. Zo was er een eerste balletles waarin Saar na 30 minuten naar buiten geduwd werd, want haar gedrag was echt niet gewoon. Ze was toen 4 jaar en had zichzelf in de spiegel - in haar nieuwe roze outfit - bewonderd. “Ik knap, ik mooi, roze mooi.”
Van Saar heb ik geleerd dat wat gewoon is, wie gewoon is of waar je gewoon kunt doen, vooral iets is wat je zelf bepaalt. Saar heeft geen last van wat anderen van haar vinden. Ze wil gewoon kunnen meedoen. Er zijn steeds meer plekken waar je jezelf mag zijn.
Saar ging naar Funpop, beleefde een fantastische festivaldag en kwam thuis met haar eerste vriendje. Ze werkt in een restaurant en heeft grote plannen met haar eerste fooi. Met haar vriendinnen lacht ze totdat ze in haar broek plast. Helaas letterlijk, maar met een wasbare hoes op de bank kom je een heel eind.
Op deze bank werden door de vriendengroep van Saar plannen gemaakt om - zonder ouders -, maar met gewone buren zelfstandig te gaan wonen. “Dat kan, dat gaan we gewoon doen”, zei de woningcorporatie.
En daar was het, een woonconcept voor iedereen, met oog voor elkaar.
Heel gewoon eigenlijk.