Tegenover mij zit de jongste puber te grinniken achter haar tablet. “Welke online les ben jij aan het volgen?”, vraag ik. “Aardrijkskunde”, antwoord ze net iets te snel. Ik zie op haar scherm het Netflix logo. “Ja, het speelt zich af in Afrika en er zijn olifanten”. “Als je mij niet binnen 30 seconden kunt vertellen welk Afrikaans land én waar in Afrika dit ligt mag je je tablet inleveren en je wiskunde boek pakken! “Ja-ha”, antwoordt ze. Ze knalt met de deur. Een half uur later komt ze binnen en geeft mij een knuffel.
Ik log in voor een vergadering waar ik mijn collega’s spreek over onze vaccinatiestrategie. We zijn opgewonden en hoopvol. De vaccins voor bewoners zijn onderweg. Voor medewerkers helaas nog niet.
Mijn telefoon licht op. Het is de dagbesteding van mijn dochter Saar. Haar begeleider is positief getest. Ik bel de GGD om Saar aan te melden voor een test en krijg te horen dat ze tot de uitslag binnen moet blijven.
Een uur later stormt ze binnen. “Ik ben niet Corona!” roept ze boos. Voor de tweede keer die dag knalt de deur. Wauw, denk ik. Wat een treffende verwoording van de situatie. Ik voel mij ook Corona. Op mijn werk ben ik bezig met Corona, als ik de krant lees of de tv aanzet ben ik Corona en nu ook als mama. Er is geen ontkomen aan.
Saar is verdrietig en huilt, ze snapt er niks van. Waarom mag ze niet naar dagbesteding? Op tv komt een foto van Hugo de Jonge langs. Hij wordt geknuffeld door Fred. Fred heeft een verstandelijke beperking. Nu moet ik ook huilen. Fred en Hugo zijn samen even niet Corona.
Afstand houden, niet knuffelen, binnenblijven. Dat werkt natuurlijk niet als lichamelijk contact jouw manier van communiceren is. Ik denk aan onze begeleiders die elke dag met dit dilemma moeten omgaan. Aan alle bewoners die van Corona niets begrijpen. Papa’s, mama’s en familie die niet kunnen knuffelen.
De uitslag is negatief. We mogen naar buiten. Het sneeuwt en de zon schijnt. “Kijk daar wonen ijsberen”, zegt Saar en ze wijst naar de horizon.