Bij de Hummeltjeshof wonen en logeren kinderen en jongeren met een ernstige meervoudige beperking. Ze kunnen niet praten, zitten in een rolstoel en zijn volledig van ons afhankelijk. Maar mijn collega’s en ik kijken niet naar die beperkingen. We prikkelen hun zintuigen met muziek, beweging, lichtjes, geur, smaak en kleur; thuis, in onze eigen dagbestedingsruimte of buiten. We wandelen, fietsen, snoezelen, luisteren muziek, kleine activiteiten waarbij we altijd zoeken naar verbinding en nieuwe mogelijkheden.
Zo ben ik er een tijdje terug achter gekomen dat een van onze jongens van harde gitaarmuziek houdt. Dat hij van muziek geniet, wisten we wel, maar van welk genre het meest? Toen ik stevige rockmuziek opzette, zag ik het meteen. Knoerhard, dat vindt hij fantastisch. Zijn ouders zien ook hoe hij opleeft bij het horen van die gitaren. Zo’n ontdekking maakt me trots. Het lijkt me geweldig om hem eens mee te nemen naar een concert om de sfeer te proeven.
Veel mensen denken dat deze kinderen en jongeren ongelukkig zijn of hebben medelijden met ze. Maar als ik de blik in hun ogen zie als ze de frietjes ruiken die ik in het weekend voor ze bak, dan weet ik zeker dat ze geluk ervaren. Van die momenten heb ik geleerd om klein te kijken. Het leven gaat niet om harder, sneller, mooier, meer. Het geluk zit in kleine dingen, dat heb ik van hen geleerd en leer ik mijn eigen kinderen ook.
Sinds ik zelf moeder ben, ben ik me er nog veel sterker van bewust dat het niet niks is voor ouders om hun kinderen aan onze zorg toe te vertrouwen. Mijn respect voor hen is minstens zo groot als hun dankbaarheid voor wat wij doen. Dat is een mooi evenwicht, we vormen samen een hecht team.
Vorig jaar overleed een van onze bewoners, een jongetje. Hij was in 2011 bij ons komen wonen voor palliatieve zorg en zou niet lang meer leven, maar is toch nog acht jaar in ons midden geweest. We waren dikke maatjes, zijn overlijden greep me heel erg aan. Zijn moeder zei toen tegen mij: ‘Jij was ook een moeder voor hem’ en het gezin heeft me nauw betrokken bij het afscheid. Dat vond ik heel bijzonder. Onze bewoners en logees zijn veel meer dan alleen cliënten. Het doet me goed als ouders dat ook zo ervaren.
Met mijn collega’s heb ik de afgelopen jaren veel meegemaakt, mooie en verdrietige momenten; dat sterkt onze band. Een aantal collega’s is na hun pensioen vrijwilliger bij ons geworden, dat zegt denk ik genoeg. Ook in het contact met collega’s van andere Dichterbij-locaties is het mooi om te merken dat we allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben: een fijn leven voor onze cliënten. Daar lopen we hard voor en daarin worden we gesteund door de organisatie. Ik ga hier niet meer weg. Dit werk is mijn leven.”